Een complexe casus. Help wanted!

mm

De pleegmoeder van een zesjarige jongedame neemt contact op met de praktijk. Tijdens dit telefoongesprek geeft zij aan dat ze een logopedist zoekt voor haar pleegdochter die gespecialiseerd is in het werken met kinderen met een taalontwikkelingstoornis (TOS). Ze heeft onze naam doorgekregen van een collegapraktijk. We maken een afspraak en ze komt met haar pleegdochter naar de praktijk.

Tijdens het intakegesprek komt uiteraard de ontwikkeling van de spraak en taal tot dan toe aan bod. Om de problematiek in een breder kader te plaatsen worden ook gegevens als onderliggende medische, persoonlijke en externe factoren uitgevraagd. Terwijl moeder vertelt zit het meisje netjes op haar stoel en gedraagt zich voorbeeldig. In mijn gesprek met het meisje vallen mij in eerste instantie problemen in de verstaanbaarheid op en ik hoor dat haar zinnen niet leeftijdsadequaat zijn. Het meisje kijkt me wat gespannen aan. Dat vind ik niet gek, want dat gebeurt regelmatig bij kinderen en volwassenen die voor het eerst de praktijk bezoeken.

We bespreken dat we eerst onderzoek gaan doen en dan in overleg verder beleid zullen bepalen. Het meisje krijgt een sticker, omdat ze zo goed meedoet en er wordt een nieuwe afspraak gepland. Als ze weg zijn haal ik een kop koffie en overdenk het gesprek. Ik meen uit de lichaamstaal van moeder op te merken dat nog niet alles is gezegd, wat er gezegd zou moeten zijn. Ik neem me voor om dat in een volgende zitting te bespreken.

En zo geschiedde. Pleegmoeder beaamt mijn interpretatie en we spreken af om een zitting zonder het meisje in te plannen. Een goede keuze, want wat er dan aan het licht komt is niet voor kinderoren bestemd. Qua medische factoren blijken er ernstige psychiatrische problemen te zijn. Als ik kijk naar de externe factoren zijn er forse problemen in de relatie met de biologische ouders. Tsjonge zeg, en hoe spelen de persoonlijke factoren hierin een rol. Er zijn zeer ernstige gedragsproblemen zowel thuis als op school. De pleegouders geven aan dat ze alle hulpverleningsinstanties al hebben benaderd en voor therapieën en meer in behandeling zijn geweest. ‘Maar niemand kan iets voor haar doen!’ verzucht ze. Ik benoem dat het meisje blij mag zijn dat ze in dit liefdevolle pleeggezin is opgenomen.

In de zittingen daarna wordt er onderzoek gedaan, waarbij het meisje steeds voorbeeldig meewerkt. Het valt me wel op dat ze nog steeds gespannen is in de behandelkamer. Het eerst zo netjes op de stoel zitten interpreteer ik nu anders. Uiterst gespannen zit ze op de stoel. Schrikt van onverwachte bewegingen die ik maak. Ik pas acuut mijn handelwijze aan en ondertitel alles wat ik doe. Veel effect lijkt het echter niet direct te sorteren.

Op de spraaktests valt ze uit. Op de taaltests eigenlijk niet, maar in de spontane taal hoor ik wel korte en kromme zinnen. Dat beeld lijkt niet kloppend. De standaard taaltests geven een onvoldoende betrouwbaar beeld van de communicatieve mogelijkheden van dit meisje. Ik heb hulp nodig en schakel de expertise van onze klinisch linguïsten in en vraag om een zinsbouwanalyse. Hieruit blijkt dat ze inderdaad forse zinsbouwproblemen heeft die zich in de spontane taal laten zien, maar niet direct tot uiting komen in een standaard taaltest. De diagnose luidt een niet-specifieke TOS. Dit houdt in dat er sprake is van problemen in de taalontwikkeling die te herleiden zijn naar een duidelijk aanwijsbare oorzaak. De klinisch linguïst geeft mij gerichte en praktische behandeladviezen, waarop ik een beter behandelplan kan maken.

Daarnaast neem ik contact op met de verschillende zorgverleners die betrokken zijn en de leerkracht en IB-er van school. Aanvullend vindt multidisciplinair overleg plaats, waarbij we voor de behandeling in onze praktijk ook een aanpak van behandelen formuleren. We starten de behandeling. In de eerste 6 maanden gedraagt ze zich voorbeeldig op de praktijk. De pleegmoeder vertelt over het andere gedrag thuis en op school. Het meisje is op de praktijk uiterst op haar hoede en blijft gespannen. De behandeling verloopt moeizaam. Mijns inziens is er onvoldoende ruimte om tot goed leren te komen. Het meisje lijkt in een overlevingsstand te staan.

Na de eerste 6 maanden is er wel een goede significante verbetering in de verstaanbaarheid bereikt. Opnieuw overleg met allerlei instanties. Ik laat de klinisch linguïst opnieuw een evaluatie zinsbouwanalyse maken en pas de adviezen in in het behandelplan. Er komt, in overleg met de gedragswetenschapper, een nieuwe leerstrategie. Inmiddels zie ik nu ook in de behandelkamer regelmatiger het door anderen beschreven gedrag. We oefenen nog een halfjaar op de zinsbouw. Die is dan net op een grensgemiddelde score met een voldoende verstaanbaarheid van spraak.

Als ik dit kind observeer, zie ik nog steeds een heel gespannen meisje dat aan het overleven is. Het begroot me om haar zo te zien. Wat had ik het haar in haar jonge leven graag anders gegund. We besluiten dat mijn taak er nu op zit. Andere hulp is geboden.

Wil je meer informatie over wat de toegevoegde waarde kan zijn van een klinisch linguïst?